Antiheld Jan Pieterszoon Coen was op jonge leeftijd al flink bij de pinken

Een trotse houding, een indrukwekkende brede kraag en een stevige hand in de zij. Als vierde gouverneur-generaal van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) laat Jan Pieterszoon Coen zich machtig afbeelden in dit lovende portret.

De strenggelovige Coen is een geboren ondernemer die meedogenloos kan optreden wanneer hij een duidelijk winstdoel voor ogen heeft. Zo sticht hij, niet zonder slag of stoot, tientallen handelsposten in Oost-Indië. In de zeventiende eeuw is de handel in specerijen een enorme bron van inkomsten voor de Republiek der Verenigde Nederlanden en de regenten menen dat zij meer dan recht hebben op het monopolie. Het is Coen die bereid is de specerijenhandel namens de VOC veilig te stellen.

Met zijn vastberadenheid, doorzettingsvermogen en meedogenloze manier van aanpakken wist hij dit doel te bereiken. Niet dat dit geen kwalijke consequenties had. Wilden de Indische bevolkingsgroepen niet meewerken of zich niet overgeven? Dan leidde dat, zoals in de Banda archipel, tot massamoord. Het motto van de Calvinist Coen was: ‘Dispereert niet (wanhoop niet) en ontziet uw vijanden niet, want God is met ons’, en dat werd het devies voor iedereen die onder hem diende. Coen verzekerde met zijn hardhandig optreden het alleenrecht van de lucratieve handel en in feite de macht over grote delen van Indië. Niet iedereen stond achter zijn wrede optreden. In het centrale bestuur van de VOC werd dan wel door sommigen uitgesproken dat men moeite had met zijn agressieve aanpak, maar meer dan klagen deed men niet: de rijkdommen die zijn optreden opleverden, waren niet te versmaden.

Gouverneur-generaal Jan Pietersz Coen (1587 – 1629), anoniem, ca. 1620 – 1675. Collectie · Rijksmuseum, Amsterdam

Tucht en discipline

Coen was op jonge leeftijd al flink bij de pinken. Veertien jaar was hij toen hij – we hebben het over de zestiende eeuw – naar Rome reisde om zijn handelskennis en – ervaring op te doen op het handelskantoor van een Vlaming, Joost de Visscher. Twintig was hij bij de aanvang van zijn eerste VOC-reis naar de Oost. Deze verliep niet volgens verwachting. Bij de Banda eilanden vonden veertig van zijn medebemanningsleden inclusief zijn admiraal, Pieter Willemsz Verhoeff, de dood toen onderhandelingen faliekant misgingen. Deze ervaring weerhield Coen er overigens niet van na zijn terugkeer met vooruitziende blik een juichend rapport te schrijven over de toekomst van de handel met Indië. De VOC zond hem snel terug, ditmaal als hun hoofdagent. 

In 1614 volgde de benoeming van Coen tot directeur-generaal. Drie jaar later bereikte hij de absolute top: net dertig geworden, werd hij aangewezen als gouverneur-generaal. Met alle macht in handen was er weinig dat hem ervan kon weerhouden het alleenrecht van de handel in specerijen te verwerven, en wie dat toch probeerde werd gewapenderwijs afgestraft. Dat hij ook binnenshuis met harde hand regeerde, blijkt uit het trieste lot van Sara, of Saartje Specx. Het meisje was de buitenechtelijke dochter van een opperkoopman van de VOC. Toen haar vader op reis was, verbleef zij in Batavia, in het huis van Coen en zijn vrouw. Er bloeide een romance op tussen het meisje en de zestienjarige vaandrig Pieter Kortenhoef. Ze werden betrapt in het huis van Coen en de gouverneur-generaal spaarde zijn geadopteerde dochter niet. Pieter werd onthoofd en Saartje wachtte verdrinking in een ton. Enkel omdat ze nog geen veertien was, de minimumleeftijd voor de doodstraf, kon de straf worden omgezet in een openbare geseling van het meisje in het stadhuis. Coen aarzelde geen moment om de dertienjarige Saartje als voorbeeld van zijn tucht en discipline te gebruiken.


Blijf op de hoogte van het laatste nieuws uit het Binnenhof en mis niets van de historische actualiteit!

We sturen je geen spam! Lees ons privacybeleid voor meer informatie.

Dit vind je misschien ook leuk